maandag 21 september 2009

Honk 4

Bezig met communicatie en marketing in mijn werk, betekent dat je onherroepelijk gaat nadenken over de marketing van een boek dat nog niet geschreven is. Hoe kun je er voor zorgen dat je naamsbekendheid krijgt, wat leest Nederland deze dagen en sluit dat aan op wat je zelf wilde gaan schrijven? En dan komt het schrijvers dilemma: ik heb al lang een verhaal in mijn hoofd, met karakters en een plot en dat is waar ik over wil schrijven. En een tikje autistisch en vooral niet commercieel: of er nu markt voor is of niet, het moet en zal dat verhaal worden! Hmm, maar ik wilde toch ook graag uitgegeven worden…

Linkedin biedt uitkomst. Via via kom ik in contact met een echte schrijver. Een al gedebuteerde schrijver. Twee dagen later spreken we elkaar telefonisch. Ik krijg tips over het bestaan van een literair makelaar, een gat in de Nederlandse boekenmarkt, hoor hoe je een tekstvoorstel naar een uitgever moet sturen en krijg rillingen bij de beschrijving van het drama van de to-be debutant: ‘Je manuscript komt per post binnen en wordt dan in een leeskamer gegooid. Honk 1. Een keer in de zoveel tijd loopt daar een stagiaire naar binnen, die struikelt over de massa’s manuscripten, vist er enkele uit en lees daar de eerste pagina’s van. In minder dan een minuut is het oordeel geveld: potentieel interessant of helemaal waardeloos. De potentieeltjes gaan naar de kamer van een van de redacteuren. Het tweede honk is niet op het bureau, maar in een doos eronder. Een graai in de doos brengt je naar honk 3 :de inbak op het bureau en daarmee uiteindelijk onder zijn of haar kritisch oog. Opnieuw niet meer dan 30 seconden later is duidelijk of je ooit zult debuteren. Gemiddeld breekt er een, ja een, per jaar door.’

Zo. Die zat. Succes met de wedstrijd. En toch, toch gaf het me energie. Energie om die ene dan maar te worden. Op weg naar huis, in de file (ik zou beter moeten weten dan te schrijven in de auto na mijn recente knal), scherpte ik mijn propositie aan:

Het drinken van een kopje koffie is in de Mormoonse gemeenschap al een doodzonde. De mormoon Paul heeft een veel grotere zonde gepleegd, het schuldgevoel overheerst zijn hele leven. Jenny, recent bekeerd tot het Mormoonse geloof, zoekt onconventioneel naar haar rol in een samenleving waarin traditie en regels het gedrag van elke dag bepalen.

Hoe raken de levens van deze mensen verstrikt en wat betekent dat voor elk?

De tekst verandert nog elke dag. Elke dag weer nieuwe ideeën en invalshoeken. Over drie maanden moet ik ‘m strak hebben. Zo strak dat het een homerun wordt.

Labels:

Klem

Mijn vergadering in Den Haag was goed verlopen. We waren nauwelijks uit de tijd gelopen en ik had goede hoop. Goede hoop op weinig file en dus de kans om nog even langs Zoetermeer te rijden. Want in Zoetermeer staat de enige Mormoonse tempel die Nederland rijk is. De wat? De tempel van de Mormonen. Mormonen zijn christenen, maar wel een apart slag. Ze geloven dat in het hiernamaals ze zelf god van een planeet kunnen worden. Daar zet je toch bijna een uitroepteken achter (..) Ik heb in mijn schrijfcursussen geleerd dat al te veel gebruik van schrijftekens je tekst niet ten goede komt. Ik houd me dus in.
Om god te worden leven ze gezond, althans, geen sex voor het huwelijk, geen alcohol of nicotine, geen koffie of thee en niet vloeken. Ik woonde een jaar als uitwisselingsstudent in een Mormoons gezin, in een Mormoons dorp. Alles Mormoons, behalve de eetgewoonte. Standaard Amerikaans: de befaamde hamburgers waren ook daar niet van tafel te slaan. Ik was zestien, had net heupen en leerde in no time Cheese and Rice te zeggen in plaats van Jesus Christ, of Darn in plaats van Damn. Ik was de enige niet-mormoon op de hele school en daarmee een bezienswaardigheid. Geen fijne gewaarwording. Die Mormoonse levenswijze en de beklemmende sociale controle waarmee het omgeven is, speelt door mijn fictie verhaal. Nog steeds heb ik die achterflap tekst niet paraat, maar ik begin zinnetjes te formuleren.
Hoe het ook zij, de Mormonen kennen kerken, maar ook heilige tempels. In de VS staan er meerderen, Nederland kent er een, sinds 2002. In Zoetermeer. Je vraagt je af wie dat bedacht heeft. Ik stel me zo voor dat een kerkelijk leider ergens achter een bureau in Salt Lake City geblindoekt als een ezeltje prik zijn vinger over de kaart van Nederland heeft laten gaan en pof, laten neerkomen op Zoetermeer. Zoetermeer steeds ondernemend- zo is de gemeentelijke slogan, nou dat moet je ze nageven. Een hele onderneming om een Mormoonse tempel binnen je gemeente grenzen te willen bouwen. Met een grote gouden engel op de top en verboden toegang zelfs voor ongetrouwde mormonen. Alleen zij die in de tempel hun huwelijk voor in de eeuwigheid bezegelen zijn er welkom.
Die tempel, die mij vervloekt voor het in zonde samenwonen, wilde ik na mijn Haagse vergadering bezoeken. Al was het alleen maar even kijken, voelen, hoe dat ding erbij stond. Wat kleine notities te maken en de beklemming om mijn lijf te voelen.
Ik starte mijn net nieuwe, tweedehands Landrover in de nauwe parkeergarage. Zette de lichten aan en keek hoe een collega soepel de bocht om draaide. Ik zette de pook in z’n achteruit en kwam met een kraak tegen een dikke paal tot stilstand. CheeseRiceDarnShoot en Heck. De achterklep van mijn auto flink in de prak. Weg tempel behoefte. De nauwe garage had voor genoeg beklemming gezorgd.

Labels:

Elevator pitch

Ik heb al dagen buikpijn. Buikpijn en ben zelfs een beetje misselijk. Toen ik zelf probeerde uit te vogelen wat de oorzaak zou kunnen zijn, strandde ik op het internet bij de zelfdiagnose darmkanker. In niet meer dan drie clicks ongeneselijk ziek. Halikidee!
Terugdenkend wanneer het begon wist ik het opeens. Een van mijn collega’s had me geïnteresseerd gevraagd waar mijn boek over zou gaan. Enthousiast was ik gaan vertellen. Ik was zelf nog niet gewend aan het feit dat ik zou gaan schrijven. In antwoord op vragen over mijn sabbatical, de inhoud van mijn boek, of ik al een uitgever had, reageerde ik zenuwachtig: ik ging door mijn haar wrijven en met een rare stem praten. Het is nog steeds een rare gedachte. Drie maanden vrij. Drie maanden hard werken aan een boek.
Ik was van wal gestoken en hoorde mijzelf een vaag verhaal over een Mormoon met schuldgevoel ophangen, en wat dat met hem deed en met zijn vrouw en wat zij dan ging doen …De aandacht van mijn collega dreef zichtbaar weg, terug naar haar vakantie waar ze ongetwijfeld wél leuke boeken had gelezen. Ik liep midden in een van mijn eigen zinnen haar kantoor uit en voelde een joekel van een buikpijn opkomen. Hoe zou ik ooit een pakkende achterflap kunnen verzinnen voor onbekende lezers als ik niet eens het verhaal smakelijk aan een collega kon vertellen die me ongetwijfeld wel gezind was? En wie dacht ik wel dat ik was, er was nog niets eens een uitgever. Paniek. Vette paniek. En mijn sabbatical moet nog beginnen…
Komende weken de elevator pitch flink oefenen. Op roltrappen, in liften, voor de dichte spoorwegovergang achter ons huis: sta je naast me, dan ga ik je in minder dan 30 seconden vertellen waarom mijn verhaal straks het lezen waard is. Nu eerst een kopje kruidenthee tegen de buikpijn.

Labels:

Zwanger

Stel je bent midden dertig, kinderloos en je hebt iets belangrijks te vertellen. Aan vrienden, kennissen, collega’s, familie. Doelgroep doet er niet echt toe. Begin je zin nooit met: ‘Ik moet je iets vertellen...’ Je wordt behandeld als de eerste de beste stotteraar.
Nog voordat je je zin kunt afmaken, doet de ander het voor je: ‘Wat enig! Je bent zwanger!’ of, erger nog ‘Jullie zijn zwanger!’
Vrouwen van mid-dertig, zelfs zij die duidelijk hebben aangegeven geen eigen kinderen te willen, worden toch stelselmatig zwanger gewenst.

‘Ik moet je iets vertellen’, heb ik snel afgezworen. Vervolgens kwam ik erachter dat ook een heleboel andere openingszinnen hetzelfde effect hebben:
- ‘Het is me gelukt...’ Na hoeveel IVF pogingen?
- ‘Het gaat gebeuren...’ Eindelijk dat lang verwachte kind, wat fijn voor je!
En in mijn geval, waarin mijn belangrijke nieuws een sabbatical is, zijn zinnen als ‘Ik neem verlof’ al reden om naar mijn buik te kijken en te vragen ‘Wanneer ben je uitgerekend?’ en zelfs ‘Ik heb toestemming’ (immers een sabbatical moet je aanvragen als je werkt) durven mensen al te interpreteren als ‘op haar leeftijd nog een kind, de arts zal wel toestemming hebben moeten geven.’

Het is top of mind. Die biologische klok van de ander. Inmiddels heb ik twee manieren gevonden om alle speculaties over zwangerschappen uit te roeien. Een: laat het inleiden achterwege (om maar zo’n mooie einde zwangerschapsterm te gebruiken) en val met de deur in huis: Ik neem een sabbatical. Twee: wees ze voor. Nee, ik ben niet zwanger, ik neem een sabbatical.

Tijdens mijn vakantie las ik het nieuwste boek van Carl Ruiz Safon. Een mooi boek waar surrealisme en een inleefbare verhaallijn soepel door elkaar lopen. Hoofdpersoon een man, partner- en kinderloos. Kinderen waren geen issue in het boek. Wie schetst mijn verbazing wanneer op pagina 388 toch het zwanger zijn oppopt: “De meeste mensen baren kinderen. Romanschrijvers boeken.” Hopelijk ben ik de komende 3 maanden vet zwanger en baar ik kort daarna mijn eerste.

Labels: