vrijdag 30 oktober 2009

Nachtbraker

Wanneer je niet in de ochtendfile geacht wordt op je werk te zijn en ook de terugtocht in de avond (die in Nederland op vrijdag al om 2 uur invalt) mag vermijden, kom je er achter wat je oorspronkelijke ritme is. Dat ritme dat je gevolgd zou hebben als je een oermens was geweest. Eten wanneer jij zin hebt, slapen wanneer de slaap zich aandient, productief zijn wanneer je lichaam schreeuwt: ik heb energie, let’s do something. Na vier weken ken ik haar. Mijn prehistorische evenknie.
Kun je met alleen maar talent (doet u me nog maar een onsje extra) tot een boek komen? De meningen verschillen. Ik geloof dat een dosis disciplinaire ambacht niet kan ontbreken. Zitten en schrijven. Bij voorkeur op dat tijdstip dat jouw bioritme springend en vol dextro voor je staat. Voor veel schrijvers komt dat heel gelegen tussen negen uur ’s avonds en twee uur ’s nachts, en altijd vergezeld van veel (al dan niet goede) wijn of andere drank. Ik blijk niet zo gelukkig. Mijn voorkeurstijdstip blijkt tussen 3 en 8 uur te liggen. ’s Ochtends!

Ik heb verschillende aanvliegroutes geprobeerd om veilig op dat tijdstip te landen. Opblijven tot 3 uur en dan als een gek gaan schrijven, leverde niet meer dan een aaaaaaaaaaiiiiii op. Mijn linkerslaap lag vredig op de A terwijl mijn rechterelleboog was weg gesukkeld op de I. Mijn natuurlijke ritme vertelt me namelijk ook dat 21.00 uur mijn voorkeurstijd is om naar bed te gaan.
Om 3 uur in de nacht opstaan en aan de slag gaan is ook wat ongemakkelijk. De jingle van mijn computer start nogal luid op en zij die de volgende dag wel die ochtendfile moeten halen worden minder vrolijk van dat onthaal dan ik.
De optie die ik inmiddels uitvoer werkt uitstekend. Rond drie uur in de nacht word ik wakker. Starend naar het plafond en luisterend naar passerende nachttreinen bedenk ik de volgende scène voor mijn verhaal. Aangezien het verhaal al maanden als een jengelend kind in mijn hoofd zit, is het blij met elke gelegenheid die het krijgt om naar buiten te gaan. Dus die scène ontstaat. Toch nog wat suffig heb ik de kans dat ik dan weer wegdommel. De tweede scène droom ik erachter aan. Daar schrik ik dan weer van wakker, vergeet het plot van het verhaal, probeer de gedachte ervoor op te halen, sprint uiteindelijk strak van de stress om half vijf mijn bed uit, spring achter de computer, helaas pindakaas voor de werkenden, en rammel dat wat er nog in zit achter elkaar in mijn computer. Dan kruip ik er weer terug in en val in een droomloze slaap.

Om half zeven begint de echte dag. Ik ben geen oermens en ik kan ook niet om negen uur naar bed. Ik zwaai mijn oerknie uit, lach mijn nachtelijk gespinsel toe, druk op delete en knal nog anderhalf uur achter mijn laptop op mijn bio power energie. De rest van tijd zit ik op discipline en ambacht. Tot dat mijn maag begint te knorren, het slaapzand in mijn ogen verschijnt en ik weer even toegeef aan het oerritme. Zolang het nog kan.

Labels:

donderdag 22 oktober 2009

S** sells

Het zijn boeiende zinnen: ‘Onderzoek wijst uit dat...’ en dan komt er iets wat wellicht nooit subject van enig onderzoek is geweest, maar toch geloofwaardiger leest. We laten ons beïnvloeden door aanloopzinnen.
Voor seks is het eenvoudig. Ik zou kunnen zeggen dat onderzoek heeft uitgewezen dat seks verkoopt. Ik weet niet of dat zo is. Ik heb het nooit onderzocht en Google helpt me niet het te vinden. Nu zoek ik ook niet al te expliciet, de groezelige websites liggen op de loer.
De lezer verwacht hoe dan ook seks. Gedetailleerde lezing van een seksscène leert grappig genoeg, dat er vaak veel minder staat dan de lezer denkt. Veel gebruikt voorbeeld: start vrijscène, deur gaat dicht, alinea eindigt. Nieuwe alinea, deur opent en je hoort een van de personages nog net zeggen: ‘God, dat was goed.’ De lezer heeft de hele vrijpartij in zijn hoofd meegemaakt en interpreteert de laatste zin als een conclusie van wat hij verbeeld heeft. Misschien refereerde het personage wel aan een film die hij tussen twee alinea’s door heeft gekeken. In het echt duren vrijpartijen meestal ook geen dagdelen.

Omdat seks verkoopt, besloot ik er geen gras over te laten groeien. Op pagina 7 in mijn tekstverwerkingsprogramma (Word, net als Spa Rood inmiddels bijna tot productnaam geworden) was het al zover. Mijn wijlen oma omschreef vroeger dat moment op TV als: ‘Daar hebben ze zich.’ Het kon een zoen zijn of explicieter, hoe dan ook té gênant om met je kleinkind te bekijken. In de regel stond ze op uit haar stoel en liep weg van de buis.
Pagina 7 leek me lekker vroeg. Ook al was het dan verplichte seks rond de eisprong, het betekende niet dat mijn hoofdpersonen er niet van mochten genieten. Ik liet wat meer zien dan de suggestie van de dichte deur en een halve pagina verder hadden we het hoogtepunt al weer achter de rug.

Een week later kreeg ik een inval. Je moet een verhaal bij het begin beginnen. Geen wereldschokkend nieuws, maar wel een akelig inzicht wanneer je net op streek bent. Mijn verhaal begon in het midden. Veel circusachtige kunstgrepen waren nodig om te vertellen wat er allemaal aan het begin gebeurd was. Ik buitelde van de ene flashback in de andere en constateerde dat het zo niet langer kon. Ik moest bij het begin beginnen.
Een nieuw vel in de computer gedraaid en ik kon van start. Het voelde beter, het ging vanzelfsprekender, het was goed geweest. Ik had slechts een probleem. Mormonen doen niet aan seks voor het huwelijk. Dus moet ik eerst vertellen over wie wie ontmoet, hoe, wanneer en waar, wat ze in elkaar aan trekt en waarom ze voor elkaar kiezen. Aangezien dat niet het plot is waar het allemaal om draait, heb ik nogal wat woorden nodig voor ik dan eindelijk, ja eindelijk, aanbelandt bij dat broodnodige huwelijk en die door de lezer zo gewenste seksscène.
Van pagina 7 bruut verbannen naar pagina 53.
Wie houdt het zo lang uit?

Labels:

vrijdag 16 oktober 2009

Baas Boven Baas

Ik wil macht. Zo, het hoge woord is eruit. Alle mooie beweegredenen ten spijt, macht is wat je drijft bij het schrijven van een verhaal. De macht om een nieuwe wereld te creëren. Een nieuwe wereld volgens jouw regels en ideeën. Dat kan een overduidelijke fantasiewereld zijn, zoals J.K. Rowling’s Harry Potter, maar ook een ogenschijnlijk realistische wereld, zoals Het Bureau van Voskuil. Maar beiden hadden ze macht over de wereld die ze verzonnen.
Nu ik dit zo schrijf realiseer ik me dat het niet zo gek is dat ik bij Mormonen terecht kwam. Zij creëren in het hiernamaals nieuwe werelden, waar je zelf als God de baas over kunt spelen. Misschien moet ik mijn naam toch maar in dat nadoop-register laten staan, dan kan ik straks mooi ook over mijn graf heen regeren. Alhoewel, dat zou betekenen dat ik hier en nu geen zonden mag begaan. Hmmm, geloof dat ik ze allemaal al met handen en voeten getreden heb: tijdens mijn studententijd droeg ik geen ‘Just say no’ tegen drugs button en een dag niet gevloekt...

In mijn hoofd had ik bedacht hoe de wereld van de te schrijven scene eruit moest gaan zien. Toen ik twintig jaar geleden krap twee weken bij mijn gastgezin was, besloten die samen met mij een weekendje Yosemite Park te doen. Volgens het boekje zou ik de eerste zes weken van mijn uitwisselingsjaar in een Honeymoon fase zitten. Voor mij leek het meer op Cold Turkey. Het hele weekend in het park zie ik in mijn hoofd nog steeds terug als één grote waas. Zoveel heimweetranen danstten er voor mijn ogen. Deze herinnering, samen met die aan vele mooie bergwandelvakanties met mijn ouders, zou de basis zijn voor de wereld die ik ging creeren.

Ik schudde mijn vingers los en plaatste ze volgens typeles instructies op het toetsenbord. Een van mijn hoofdpersonen en haar beste vriendin gingen een dag wandelen in een ander Nationaal Park. Waar Nederland slecht is in het plakken van labels, noemen de Amerikanen elk verloren lapje grond al een Nationaal Park. Ik had de macht en schreef hen toe wat ik hen toe wilde schrijven. Midden in de scene overviel het me. De letters op het toetsenbord hadden een coupe gepleegd. Niet langer bepaalde ik wat er op het beeldscherm verscheen, maar de letters plaatsten zich zonder dat ik er weet van had in mooie volzinnen achter elkaar. Zin na zin na zin, tot ze uitgeput een punt zetten. Ik las terug wat ze geschreven hadden en constateerde dat tranen en wandelingen plaats hadden gemaakt voor een dialoog over peervormige figuren, verwarring en sesamkoekjes.
Klassiek gevalletje van Baas Boven Baas.

Labels:

vrijdag 9 oktober 2009

Prinses op de erwt

Sugar City is een dorp van niks. Dat was ruim twintig jaar geleden het geval toen ik daar als uitwisselingsstudente kwam te wonen, en het is nog steeds zo. De officiële website van het dorp is permanent under construction en het enige waarin ze actueel zijn, zijn de dagen waarop de suikerbietenoogst plaatsvindt. Tot mijn grote genoegen, 20 jaar terug, betekende dat een hele week vrij.
De helft van mijn schrijftijd surf ik. Om te weten hoe ver het is van de ene plaats in de VS naar de andere. Om te ontdekken wat een gemiddelde Amerikaanse auto kost- en welk merk dat dan eigenlijk is- en om verheldering te krijgen over Mormoonse gebruiken en regels. Je zou dat toch allemaal maar via de bibliotheek hebben moeten opzoeken. Dan verhuis je acuut naar Amsterdam. De enige plek in Nederland waar een beetje een openbare bibliotheek van formaat staat.
Het feit dat ik de deur niet meer uit hoef om antwoorden op vragen te krijgen, maakt dat ik na een week al volledig op ga in het kluizenaarsbestaan. Ik praat in mijn hoofd, praat terug tegen de muziek, laat de kreetjes van plezier bij het verzinnen van briljante volzinnen gewoon ontsnappen en roep de volgende dag hard KILL KILL KILL tegen het beeldscherm wanneer ik diezelfde briljantjes hardhandig verwijder. Kill your own darlings. Auwtch.
De inspiratie komt-vloeit- stroomt- loopt- is er. Tussen het schrijven van het woord inspiratie en het woord komt zit al gauw een uur: ik verloor mezelf op het web in de zoektocht naar welk werkwoord het beste inspiratie begeleidt. Het moge duidelijk zijn, ik kon het niet vinden.
De zolder is omgetoverd tot een waar schrijvershonk. Er is een loungehoek, een comfortale zitplek om andermans werk te lezen, een authentieke secretaire die inspiratie geeft (kijk, hier is het dan weer makkelijk, dat begeleidende werkwoord), een bijpassende antieke stoel én de wasmachine met het drooghek. Pats! Weg romantiek. Maar om die nu voor drie maanden te verkassen..
Goed. Alles op orde, zo zou je denken. Maar nee. Ik blijk een prinses op de erwt. Zelfs met het vierde kussen stevig onder mijn billen, blijf ik het voelen. Ik ben te modern voor deze zetel. Die ene spiraal die daar helemaal onderin loszit, drijft me tot waanzin. Ik zet al mijn spieren vast in een poging hem tot rust te manen. Tevergeefs. Dat ik repeterende handelingen zou uitvoeren deze maanden, dat had ik voorzien. Dat deze een vorm van blessure opleveren, kan ik ook nog accepteren. Ik dacht aan af en toe de vingers even losschudden. Maar vastzittende nekspieren op dag vijf? Dit weekend verplicht laptoploos en maandag een allesapartinstelbarezesknoppige bureaustoel naar binnen rollen.

Labels:

maandag 5 oktober 2009

50.000

De spreekwoordelijke deur van mijn werk achter me dichtgetrokken... raar hoe uitdrukkingen blijven bestaan waar de feitelijke handeling al tijden verdwenen is: we hangen nog steeds de telefoon op terwijl we ‘m uitdrukken en we trekken nog steeds bedrijfsdeuren achter ons dicht die vervangen zijn door draaideuren of sensordeuren, - maar goed, de deur achter me dichtgetrokken, bracht me in staat van opperste euforie. Het ging beginnen. Ik zette de volumeknop in de auto op honderd en zong onverstaanbaar hard mee. Een euforie van maximaal 5 nummers. Toen werd het stil. Stil in mijn hoofd, stil in mijn keel, stil in mijn buik. Zelfs mijn eeuwig bewegende tenen vielen stil. Al weken, maanden leidde elke onnozele observatie tot inspiratie, ik sloeg elke kromme kinderzin op in mijn hoofd om later te gebruiken, kleuren, beelden, alles droeg bij aan dat wat ik op papier ging zetten, straks, later, 5 oktober. En nu, nu het moment van de grote vrijheid daar was leek de wereld grijs, bevroren en doods. Ik draaide de muziek nog wat harder maar zelfs Elvis Costello’ s ‘Every day I write the book’ kon me niet inspiren.

Het enige dat door mijn hoofd draaide waren de zinnetjes van anderen die ik de afgelopen weken had gehoord: ‘ Je hebt de lat wel erg hoog gelegd’, ‘Een heel boek in drie maanden? Dat ga je nooooit redden’, ‘Wat doe je nou als het niet af is?’ En natuurlijk hadden ze een punt, al die stemmen. Ik ben het type dat een doel op de ladder definieert, daar naar toe klimt en tegen de tijd dat ik de bewuste sport van de ladder bereikt heb, heb ik mijn doel al weer vijf sporten hoger gelegd. Dat gecombineerd met het feit dat ik een absolute alfa ben en de oneindigheid van het heelal werkelijk niet begrijp, leidt tot een eindeloos hoger grijpen. Oneindigloos, zoals ik laatst een kind hoorde zeggen.

Mijn doel was oneindigloos, en mijn maanden opeens verschrikkelijk kort. Ik zag de uitweg niet meer. Ik sleepte me door de middag en avond. Rond middernacht stak ik de sleutel in mijn voordeur. Mijn redding op de mat: het maandblad Schrijven. Normaal geen prijspakker, maar je kunt maar een strohalm hebben. Het artikel der artikelen zat erin: NANOWRIMO. De NAtionale NOvel WRIting MOnth. Ik ben niet gek. De lat ligt niet te hoog. Drie maanden is een zee van tijd. In de Nanowrimo schrijf je een volledige roman in een maand. Een maand! 50.000 woorden in 30 dagen. 3500 per dag. Vol energie ging ik slapen. Net als bij het eerste nummer in mijn Body Combat les (boksen in het luchtledige-ideaal, steeds een ander slachtoffer voor je geestesoog) kom ik in positie en maak me klaar. De muziek zwelt aan. De eerste drie woorden van het lied als start voor een uur zweten en drie maanden schrijven: ‘Now it begins’.

Labels:

donderdag 1 oktober 2009

Onzichtbare vrienden

Voor kinderen is het heel eenvoudig. Als je geen vriendjes in de buurt hebt, dan verzin je er een paar. Ik was vroeger niet anders. Niemand op straat om mee te spelen? Met gemak toverde ik een setje uit de garage en speelde de hele middag zoetjes in mijn eentje, althans dat dacht mijn moeder.

De karakters uit mijn verhaal zijn ook onzichtbare vrienden voor me. Nou ja, vrienden, ik vind ze niet allemaal even aardig. Wel zitten ze vol continu in mijn hoofd. Als ik aan het hardlopen ben bedenk ik hoe mijn karakter Paul midden in de nacht besluit een rondje te gaan rennen, omdat zijn nachtmerries hem uit zijn slaap houden. Terwijl de zon vol op mijn hoofd schijnt en ik me gek zweet van de hitte, zie ik Paul tegen een oude boom langs mijn renroute koud en verkleumd in slaap vallen. Wanneer ik lees over nieuwe gadgets voor de i-phone bedenk ik dat mijn karakter Jenny ook van de nieuwe media is en daar zeker verstand van moet hebben. En als Jenny er verstand van moet hebben dan betekent het dat ik er verstand van moet hebben. Zelfs in mijn slaap zoeken ze me op. Midden in de nacht word ik wakker. In een leven vol keuzes en mogelijkheden zijn de slaapopties beperkt, wat de beddenzaken je ook proberen te verkopen. Buik, rug, linker-rechterzij. Meer slaaphoudingen zijn er niet. Typisch een constatering die ik aan Paul in zijn betere dagen kan toeschrijven. Ik maak een notitie in mijn zwarte Moleskine, het opschrijfboekje der opschrijfboekjes. Het boekje is net zo met mij als die karakters in mijn hoofd. Meestal in mijn veel te grote vrouwentas, ’s nachts naast mijn bed.

Ik heb wel eens gelezen dat een schrijver moeite had om afscheid te nemen van zijn karakters. Ze waren vergroeid met hem. Vroeger kon ik in half slaap moeiteloos de namen van mijn vriendjes in de garage opdreutelen. Geloof niet dat ik nu al in die fase ben…maar wie weet wat drie maanden schrijven op een zolderkamer met me doet!

Labels:

McMormon

Anderhalf jaar geleden heb ik 150 pagina’s geschreven. Meer dan ik ooit gedaan had. Behalve lovende woorden als ‘ik heb het in een ruk uitgelezen’ ook een flinke dosis kritische reacties. De On-nen: onvoldragen, ongeloofwaardig. Mijn idee om Mormonen een aanslag te laten plegen en daarmee het nieuwe islam-gevaar te worden, bleek een brug te ver. Zo zijn ze niet. Ze zijn vredelievend en scheiden duidelijk kerk en staat.

Omdat het verhaal van de Mormonen me niet losliet, begin ik volgende week, tijdens mijn sabbatical opnieuw. Dezelfde hoofdpersonen, maar deze keer wel een voldragen verhaallijn, geloof waardig en on-loos. Althans, dat is de bedoeling. De terreur zit meer in de psychologie en is minder fysiek aanwezig. Toch kan ik niet laten te googlen op ‘veroveringsdrang mormonen’. De eerste pagina’s met hits richten zich vooral op de polygamie die de mormonen bedreven tot 1900. Natuurlijk, verovering van vrouwen. Daar wilde ik niet over schrijven.

Ik zocht meer een golden arches idee: waar je ook kijkt in het straatbeeld, de hand van de Mormoon is er in terug te vinden. Als het dan geen hoofddoekjes of stickers van de kinderpostzegels zijn, dan toch iets anders om te laten zien dat ze aan de deur geweest zijn. Elke jongen besteed twee jaar van zijn leven aan een zendelingenmissie. Niet niks als je net van de middelbare school komt. Hoe fundamentalistisch dat is, is natuurlijk de vraag. Zit er een gedachte achter van wereldverovering, De Kolonisten van Mormon? Of telt elk lam voor het lam’s welzijn? Het laatste lijkt meer het geval, een McMormon overheersing lijkt niet echt aan de orde anno 2009.

Terwijl ik een spelletje Risk on the road speel, weet ik opeens wat de Mormonen wél veroveren: niet deze wereld, maar het hiernamaals! Ze dopen de doden, om hen in hun dood alsnog de kans te geven Mormoons te zijn en in die veelbelovende hemel te komen. Ook mijn stamboom ligt ongetwijfeld klaar om gedoopt te worden door een van mijn oud klasgenoten of gastfamilies. Wat een meesterzet: terwijl talloze religies knokken om de aardse eer, haalt de Mormoonse kerk zijn neus op en concentreert zich op die plek waar echt veel aanhangers te halen zijn: de gestorvenen. McMormon openbaart zich hereafter. Wow.

Labels: