maandag 23 januari 2012

Denkwerk

Na het lezen van bullshitmanagement van Jos Verveen snap ik opeens mijn opa’s die altijd riepen dat je een vak moest leren. Begrijp ik beter de vraag van vroeger: ‘Wat wil je later worden?’ Ik ken geen kind dat zegt manager te willen worden. Leider wel. Managers zijn overbodig. Vakmensen niet.  

Het bizarre is dat veel ouders hun kind bij de studiekeuze een concreet beroep juist afraden.
‘Ik wil graag piloot worden.’
‘Zou ik niet doen. Is veel te eenzijdig. Als je eenmaal piloot bent, kun je niets anders meer.’

Zelf rond de vijftig hebben ze ervaren dat hoewel er veel wegen naar Rome mogen leiden, je er toch maar een kiest. En die weg bepaalt het vervolg van je leven. Alle mooie zingeving ten spijt. Als je eenmaal in een branche zit, je hypotheek ermee betaalt en je zomervakantie al weer voor volgend jaar vastlegt, dan verleg je die koers niet zo makkelijk. In veel gevallen was die gekozen weg geen bewuste keuze. Was het de sollicitatie die toevallig lukte. Of die stageplek die jou wilde behouden.

Mijn tuinjongen heeft een vak gekozen. Het klinkt koloniaal. Tuinjongen. Maar hij is jonger dan ik en doet twee keer per jaar het werk in onze tuin waarvoor je moet weten wat je doet. Het denkwerk. Ik wil graag geloven dat hij een vak heeft gekozen. Een bewuste keuze. Dat zijn opa vroeg: wat wil je later worden? Antwoord: Tuinman. Zijn carrière pad. Van jongen naar man. Van in dienst naar eigen tuincentrum.

Een vak waarvoor hij geleerd heeft. Kennis heeft opgedaan. Waardoor hij in mijn tuin het denkwerk kan doen. Ik denk altijd dat het denkwerk is. Maar is dat wel zo? Hoe kan het dat je voor de niet concrete beroepen jaren in de universiteitsbanken moet zitten, terwijl je als tuinman met een paar jaar MBO klaar bent?

Wanneer ik uit het raam kijk zie ik een boompje. Het is een sierappel en doet zijn naam eer aan. In de winter heeft hij springerige takken die bijna verlegen hun plaats in de lucht opvragen. Het voorjaar kleurt hij mijn tuin wit, dan roze door de bloemetjes die hij groeit en verwaait. De appelknop is licht rood, het appeltje zomers rood en okergeel in de herfst. 

De sierappel had groeiproblemen. Op zoek naar het licht was de top vervaarlijk naar voren komen hellen. Mijn tuinjongen vond dat het zo niet langer kon. Dat de boom een gevaar voor ons allen zou zijn wanneer hij verder richting raam zou komen. Hij gaf de motorzaag een zwaai en brulde de top eraf.

De boom leerde leven met zijn amputatie en groeide aan de zijkant opnieuw de lucht in. Een tak van formaat had de leiding genomen. Hij zou de nieuwe top worden. In die zin zijn bomen niet anders dan mensen. Leiders willen ze worden. Stuk voor stuk.  

Deze winter was hij er weer. Mijn tuinjongen. Hij bekeek de boom en wendde zich tot mij.  ‘Zie je die ene tak?’ Hij wees naar de nieuwe topper. Ik knikte. ‘En zie je dat takje dat helemaal recht naar boven groeit?’
Ik kneep mijn ogen dicht en zag een sprieterig stengeltje kaarsrecht om hoog steken, ‘Dat gaat ‘m worden. Je nieuwe top.’
Handig verwijderde hij de tak van formaat. Wat overbleef was een hardnekkig zwart haartje op de kin van een sierlijke vrouw. Fier overeind, maar zonder enige impact.
Hij verliet de tuin met de woorden: 'Nu is het afwachten of het lukt.'
'En als dat niet zo is?' Stamelde ik nog.
'Dan vinden we een andere oplossing.'

Een concreet beroep vraagt vooral durven en doen. Waardoor de kennis die wordt ingezet vervolgens indrukwekkend denkwerk lijkt. Zouden managers ook eens moeten proberen.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage