Niet oké
Wat de steenkolen voor Zuid Limburg waren, dat is Océ voor Noord Limburg. Toen ik als brugklasser naar school fietste had ik het bedrijf Océ aan mijn linkerhand, tegen de tijd dat ik examen deed zat het concern Océ links,rechts en boven het fietspad. Venlo was Océ en daarmee was Océ oké.
Nu, twintig jaar later fiets ik weer dagelijks. En ook al is Den Bosch het domein van kopieerder Ricoh, toch vind ik opnieuw Océ op mijn pad. Op het industrieterrein waar ik werk staat ook een vestiging van Océ. Océ is niet meer oké. Althans, dat moet Océ zelf hebben gedacht.
Merknamen zijn een bijzonder iets. Vaak op geen enkele wijze terug te herleiden op de oorspronkelijke filosofie die de keuze van de naam destijds meer dan vanzelfsprekend maakte, leiden ze inmiddels een eigen leven.
Oče betekent vader. Zou het moederbedrijfje zich gerealiseerd hebben toen ze naam Océ bedacht dat het een meer dan passende naam zou zijn? Immers voor veel Noord Limburgers was Océ als een vader: de bron die zorgde voor vaste inkomsten.
In Nederland hechten we maar weinig aan onze taal. Jaarlijks roept de Dikke van Dale een woord van het jaar uit, maar hooguit als komkommernieuws haalt het de digitale krant. Laatst nog hoorde ik minister Schultz van Haegen van I&M in goed Nederlands zeggen dat ze als minister ‘not amused’ was over het feit dat rapporten niet worden doorgestuurd naar het hoogste politieke ambt. Als ze dan toch populair taalgebruik wil bezigen, had ze ook ‘niet oké’ kunnen zeggen. Oké, ook oké is niet 100%NL zoals we dat tegenwoordig zeggen en heeft een Franse oorsprong (au quai- gooi het maar op de kade), maar toch. We zijn lui in Nederland waar het onze taal betreft. Dat verklaart ook waarom we ‘hun hebben’ en ‘groter als’ niet meer corrigeren. Als je het maar lang genoeg tolereert dan wordt het vanzelf een nieuw geaccepteerde grammatica. Ik zeg: niet oké.
Waar we niet hechten aan onze taal, hechten we wel aan andere dingen. Zozeer dat we er canons voor ontwikkelen. De canon van Nederland, van onze geschiedenis, van afzonderlijke provincies, van de literatuur, de wetenschap, het landschap, de architectuur, het christendom, het verzin het maar.
Het woord canon stamt af van het grondwoord riet, in het Grieks Kanon geheten. Riet was een maatstok en werd uiteindelijk een richtlijn. Tegenwoordig is een canon een verzameling werken die als waardevol wordt beschouwd. Ik zou me zomaar kunnen voorstellen dat je een verzameling woorden of grammaticaregels maakt die waardevol zijn voor onze taal. Maar misschien hebben hun daar geen zin in.
Het Océ gebouw waar ik elke dag bijna tegenaan fiets voordat ik afbuig, heeft een eigen canon ontwikkeld. Op de begane grond, waar een, naar ik aanneem, aantal printers en kopiers in een showroom staan, is een wat merkwaardige verzameling van dingen die ze als waardevol beschouwen uitgestald. Er staat een frivool gekleurd bankje, dat op een mooie lentedag beter buiten dienst zou doen, er staat een ouderwetse oma fiets in hippe kleuren, een rol behang in bloemenprint is opgehangen naast twee witte fotografieschermen in de vorm van paraplus. Als je niet beter wist zou je denken dat je in het depot van een museum van de moderne, iet wat vergeten kunst was.
Elke ochtend vraag ik mij af wat Océ bezielt om dat tafereel te tonen aan haar voorbijgangers. Wanneer reproduceren je core business is, wat wil je dan zeggen met deze verzameling van unieke voorwerpen? Waarom stal je dan niet tien keer hetzelfde object uit? Verblind door het harde rood van het gebouw verzuim ik al sinds oktober echt goed naar het merk te kijken. Opeens vallen alle kwartjes (en ook die bestaan al niet meer) op hun plaats: Océ is niet meer oké, Océ is overgenomen en heet tegenwoordig Canon. En, zo moet een slimme merkenjongen bedacht hebben, hoe kun je die naam nu meer kracht bijzetten dan een canon in je vitrine te plaatsen…
Hmmm… niet oké.
Nu, twintig jaar later fiets ik weer dagelijks. En ook al is Den Bosch het domein van kopieerder Ricoh, toch vind ik opnieuw Océ op mijn pad. Op het industrieterrein waar ik werk staat ook een vestiging van Océ. Océ is niet meer oké. Althans, dat moet Océ zelf hebben gedacht.
Merknamen zijn een bijzonder iets. Vaak op geen enkele wijze terug te herleiden op de oorspronkelijke filosofie die de keuze van de naam destijds meer dan vanzelfsprekend maakte, leiden ze inmiddels een eigen leven.
Oče betekent vader. Zou het moederbedrijfje zich gerealiseerd hebben toen ze naam Océ bedacht dat het een meer dan passende naam zou zijn? Immers voor veel Noord Limburgers was Océ als een vader: de bron die zorgde voor vaste inkomsten.
In Nederland hechten we maar weinig aan onze taal. Jaarlijks roept de Dikke van Dale een woord van het jaar uit, maar hooguit als komkommernieuws haalt het de digitale krant. Laatst nog hoorde ik minister Schultz van Haegen van I&M in goed Nederlands zeggen dat ze als minister ‘not amused’ was over het feit dat rapporten niet worden doorgestuurd naar het hoogste politieke ambt. Als ze dan toch populair taalgebruik wil bezigen, had ze ook ‘niet oké’ kunnen zeggen. Oké, ook oké is niet 100%NL zoals we dat tegenwoordig zeggen en heeft een Franse oorsprong (au quai- gooi het maar op de kade), maar toch. We zijn lui in Nederland waar het onze taal betreft. Dat verklaart ook waarom we ‘hun hebben’ en ‘groter als’ niet meer corrigeren. Als je het maar lang genoeg tolereert dan wordt het vanzelf een nieuw geaccepteerde grammatica. Ik zeg: niet oké.
Waar we niet hechten aan onze taal, hechten we wel aan andere dingen. Zozeer dat we er canons voor ontwikkelen. De canon van Nederland, van onze geschiedenis, van afzonderlijke provincies, van de literatuur, de wetenschap, het landschap, de architectuur, het christendom, het verzin het maar.
Het woord canon stamt af van het grondwoord riet, in het Grieks Kanon geheten. Riet was een maatstok en werd uiteindelijk een richtlijn. Tegenwoordig is een canon een verzameling werken die als waardevol wordt beschouwd. Ik zou me zomaar kunnen voorstellen dat je een verzameling woorden of grammaticaregels maakt die waardevol zijn voor onze taal. Maar misschien hebben hun daar geen zin in.
Het Océ gebouw waar ik elke dag bijna tegenaan fiets voordat ik afbuig, heeft een eigen canon ontwikkeld. Op de begane grond, waar een, naar ik aanneem, aantal printers en kopiers in een showroom staan, is een wat merkwaardige verzameling van dingen die ze als waardevol beschouwen uitgestald. Er staat een frivool gekleurd bankje, dat op een mooie lentedag beter buiten dienst zou doen, er staat een ouderwetse oma fiets in hippe kleuren, een rol behang in bloemenprint is opgehangen naast twee witte fotografieschermen in de vorm van paraplus. Als je niet beter wist zou je denken dat je in het depot van een museum van de moderne, iet wat vergeten kunst was.
Elke ochtend vraag ik mij af wat Océ bezielt om dat tafereel te tonen aan haar voorbijgangers. Wanneer reproduceren je core business is, wat wil je dan zeggen met deze verzameling van unieke voorwerpen? Waarom stal je dan niet tien keer hetzelfde object uit? Verblind door het harde rood van het gebouw verzuim ik al sinds oktober echt goed naar het merk te kijken. Opeens vallen alle kwartjes (en ook die bestaan al niet meer) op hun plaats: Océ is niet meer oké, Océ is overgenomen en heet tegenwoordig Canon. En, zo moet een slimme merkenjongen bedacht hebben, hoe kun je die naam nu meer kracht bijzetten dan een canon in je vitrine te plaatsen…
Hmmm… niet oké.
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage