Schrijfvrij
Na vier maanden in het echte leven vertoefd te hebben, ben ik weer twee weken schrijfvrij. En ook al lijkt 13 dagen schrijven in niets op de dertien weken die ik vorig jaar tot mijn beschikking had, het gevoel is gelijk: de letters kruipen weer waar ze niet gaan kunnen.
Toch is het anders. Waar ik aan de vooravond van drie maanden vrij nog durfde te dromen over grootse ontdekkingen (door en van mijzelf) sta ik na slechts één afwijzing met beide teenslippers op de grond. Wrang genoeg las ik ware woorden, geschreven door juist diegene die mij terug naar de schrijftafel had verbannen: mensen die drie keer per week tennissen, verwachten niet deze zomer op Wimbledon te staan. Mensen die voor hun hobby schrijven verwachten volgend jaar een boek uitgegeven te hebben.
Ik blijf die droom koesteren maar voel ook deze dagen weer: schrijven is leuk. En wat is nu leuker dan iets te doen wat je leuk vindt? Om te voorkomen dat de droom pijn gaat doen hou ik mijzelf voor dat in deze tijd de mogelijkheden eindeloos zijn. Ik lees met opwinding de berichten dat uitgeverijen mastodonten zijn die verzuimen mee te gaan met hun tijd en over enkele jaren niet meer bestaan, kijk verheugd naar de app die Heleen van Royen van haar boek heeft gemaakt en bedenk me dat ik mijn verhaal ook nog altijd gewoon op het internet kan publiceren. Om toch dat publiek te vinden wat ik nodig heb. Tot concrete stappen kom ik echter niet. Misschien zelf meer mastodont dan ik zou wensen.
Omdat dagen geen weken zijn en weken geen maanden is mijn doel deze keer anders. De eerste dag rammelde ik er ‘sabbatical-style’ dik 5000 woorden uit. Toen kwam het kwartje door, zoals ik laatst iemand Nederlands hoorde verhaspelen. De komende dagen gaan niet over méér woorden. Sterker nog, ik zal de 5000 niet verder overstijgen. Maar elk woord, van het eerste tot het 246e tot het 3978e zal er staan omdat het er moet zijn. Elk woord krijgt van mij de aandacht die het verdient. Het was het antwoord dat ik tijdens mijn eerste baan standaard van mijn baas te horen kreeg op mijn vraag wat te doen met klussen die ik op mijn bureau had gekregen. Zijn antwoord afdoend als niet behulpzaam, liep ik dan schouderophalend zijn kantoor uit. Pas vele jaren later, toen ik zelf leiding ging geven, begon ik de betekenis te snappen. Geef een klus de aandacht die de klus verdient. En het is aan jou te beoordelen hoeveel aandacht nodig is. Welk een verantwoordelijkheid had hij mij gegeven. En hoe weinig had ik daarvan begrepen!
De aandacht die ze verdienen. Elk woord neem ik serieus onder de loep. Doet het ertoe? Staat het daar goed? Mag het weg? Is er een betere variant denkbaar? Een veelzeggendere? 5000 woorden screenen. Misschien moet ik de hulp van de AIVD inschakelen. Die zijn gestopt met navelstaren en doen nu aan forward defence. Hoe je van het begrijpelijke Binnenlandse Veiligheidsdienst naar een afkortingenmodder als AIVD komt vind ik al bijzonder. Maar je nieuwe koers naar goed Nederlands ‘forward defence’ noemen slaat alles. Ik screen 5000 en 2 woorden.
Toch is het anders. Waar ik aan de vooravond van drie maanden vrij nog durfde te dromen over grootse ontdekkingen (door en van mijzelf) sta ik na slechts één afwijzing met beide teenslippers op de grond. Wrang genoeg las ik ware woorden, geschreven door juist diegene die mij terug naar de schrijftafel had verbannen: mensen die drie keer per week tennissen, verwachten niet deze zomer op Wimbledon te staan. Mensen die voor hun hobby schrijven verwachten volgend jaar een boek uitgegeven te hebben.
Ik blijf die droom koesteren maar voel ook deze dagen weer: schrijven is leuk. En wat is nu leuker dan iets te doen wat je leuk vindt? Om te voorkomen dat de droom pijn gaat doen hou ik mijzelf voor dat in deze tijd de mogelijkheden eindeloos zijn. Ik lees met opwinding de berichten dat uitgeverijen mastodonten zijn die verzuimen mee te gaan met hun tijd en over enkele jaren niet meer bestaan, kijk verheugd naar de app die Heleen van Royen van haar boek heeft gemaakt en bedenk me dat ik mijn verhaal ook nog altijd gewoon op het internet kan publiceren. Om toch dat publiek te vinden wat ik nodig heb. Tot concrete stappen kom ik echter niet. Misschien zelf meer mastodont dan ik zou wensen.
Omdat dagen geen weken zijn en weken geen maanden is mijn doel deze keer anders. De eerste dag rammelde ik er ‘sabbatical-style’ dik 5000 woorden uit. Toen kwam het kwartje door, zoals ik laatst iemand Nederlands hoorde verhaspelen. De komende dagen gaan niet over méér woorden. Sterker nog, ik zal de 5000 niet verder overstijgen. Maar elk woord, van het eerste tot het 246e tot het 3978e zal er staan omdat het er moet zijn. Elk woord krijgt van mij de aandacht die het verdient. Het was het antwoord dat ik tijdens mijn eerste baan standaard van mijn baas te horen kreeg op mijn vraag wat te doen met klussen die ik op mijn bureau had gekregen. Zijn antwoord afdoend als niet behulpzaam, liep ik dan schouderophalend zijn kantoor uit. Pas vele jaren later, toen ik zelf leiding ging geven, begon ik de betekenis te snappen. Geef een klus de aandacht die de klus verdient. En het is aan jou te beoordelen hoeveel aandacht nodig is. Welk een verantwoordelijkheid had hij mij gegeven. En hoe weinig had ik daarvan begrepen!
De aandacht die ze verdienen. Elk woord neem ik serieus onder de loep. Doet het ertoe? Staat het daar goed? Mag het weg? Is er een betere variant denkbaar? Een veelzeggendere? 5000 woorden screenen. Misschien moet ik de hulp van de AIVD inschakelen. Die zijn gestopt met navelstaren en doen nu aan forward defence. Hoe je van het begrijpelijke Binnenlandse Veiligheidsdienst naar een afkortingenmodder als AIVD komt vind ik al bijzonder. Maar je nieuwe koers naar goed Nederlands ‘forward defence’ noemen slaat alles. Ik screen 5000 en 2 woorden.
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage